Update box 3-heffing
Zoals wij in onze eerdere nieuws updates hebben aangegeven geldt vanaf dit jaar een overgangsregeling voor de box 3-heffing over uw vermogen. De overgangsregeling is in werking getreden vooruitlopend op een geheel nieuw box 3-systeem. Dit overgangsstelsel werkt echter anders uit dan het box 3-systeem zoals wij dat eerst kenden.
Voor bank- en spaartegoeden en contant geld geldt voor 2023 een voorlopig fictief rendement van 0,36% Alle bezittingen die niet als spaargeld kwalificeren, worden vanaf 2023 belast op basis van een fictief rendement van 6,17%. Schulden worden in box 3 meegenomen voor een fictief rendement van 2,57%. De percentages voor bank- en spaartegoeden en schulden zijn nog voorlopig. Begin 2024 worden die percentages definitief vastgesteld.
Bezwaar maken tegen belastingheffing over box 3-vermogen?
Naar aanleiding van het oordeel van de Hoge Raad op 24 december 2021 over de belastingheffing in box 3, heeft de wetgever rechtsherstel toegepast door het forfaitair rendement op spaargeld te verlagen.
De vraag is of de door de wetgever geboden wijze van rechtsherstel in lijn is met het oordeel van de Hoge Raad. Het rechtsherstel ziet namelijk alleen op spaargeld en niet op andere bezittingen met een rendement dat lager is dan het forfaitair vastgestelde Box 3 rendement. Uit een aantal uitspraken van rechtbanken en gerechtshoven blijkt dat uit het arrest van de Hoge Raad volgt dat de belastingheffing in box 3 gebaseerd moet worden op het daadwerkelijke rendement.
Indien u van mening bent dat in uw situatie het geboden rechtsherstel niet voldoende is, kunt u overwegen om in bezwaar te komen tegen de definitieve aanslag inkomstenbelasting over één of meerdere jaren.
Het indienen van een bezwaarschrift dient plaats te vinden binnen 6 weken na de aanslagdatum. In een dergelijk bezwaarschrift zal gemotiveerd moeten worden waarom u van mening bent dat het geboden rechtsherstel niet voldoende is. Tevens zal daarbij inzicht gegeven moeten worden in het daadwerkelijke rendement.
Naar verwachting zal de Belastingdienst het bezwaarschrift afwijzen. Vervolgens heeft u de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de rechtbank. Hierbij dient de afweging gemaakt te worden of de te maken kosten opwegen tegen de onzekere uitkomst van een bezwaarprocedure en eventuele beroepsprocedure.
Indien u een bezwaarschrift wilt indienen of als u overweegt dit te doen, kunt u uw fiscaal adviseur van HLB Blömer raadplegen. Op dit moment is door de wetgever nog geen massaal bezwaar procedure van toepassing verklaard. Dit betekent dat u individueel bezwaar moet maken en eventueel beroep moet instellen. Het is nog niet mogelijk om aansluiting te zoeken bij een lopende procedure.
Actualiteiten box 3
Aandeel in de reserves van een VvE
Een aandeel in de reserves van een Vereniging van Eigenaren behoren tot de bezittingen die in box 3 moeten worden aangegeven. Voorheen viel een aandeel in de reserves van een Vereniging van Eigenaren onder de vermogenscategorie “overige bezittingen” in box 3. Onlangs heeft Hof Arnhem-Leeuwarden geoordeeld dat een aandeel in de reserves van een Vereniging van Eigenaren kwalificeert als “bank- en spaartegoed”. Dit is gunstig, want bank- en spaartegoeden worden belast tegen het lage forfaitpercentage in tegenstelling tot de overige bezittingen.
Derdenrekening notaris
Geld dat op een derdenrekening bij een notaris staat, kwalificeert formeel gezien als een vordering op de notaris. Deze vordering valt daardoor onder de vermogenscategorie 'overige bezittingen'. Voor die categorie geldt het hoge fictieve rendement van (2023) 6,17%.
De hier eerdergenoemde uitspraak van het Hof Arnhem-Leeuwarden kan mogelijk uitkomst bieden. De vraag is of deze uitspraak ook van toepassing is op een derdenrekening bij de notaris. De meningen hierover lopen uiteen.
In de wet is opgenomen dat een VvE-bijdrage altijd op een betaal- of spaarrekening ondergebracht moet zijn. Hierdoor vindt de rechter dat de vordering eigenlijk in de categorie betaal- en spaarrekeningen thuishoort.
Een derdenrekening bij de notaris moet ook altijd een betaal- of spaarrekening zijn. Hierdoor zou deze vordering ook onder de spaarrekeningen vallen.
We willen hierbij nog wel opmerken dat de Belastingdienst nog in cassatie kan tegen deze uitspraak. Dit kan leiden tot een andere uitkomst.
Definitieve percentages box 3 2022
Op dit moment geldt er voor box 3 een overbruggingsregeling totdat er een nieuw stelsel wordt ingevoerd. De verschuldigde box 3-heffing zal daarom de komende jaren worden berekend op basis van de zogenaamde forfaitaire spaarvariant. Het inkomen uit sparen en beleggen wordt in deze forfaitaire spaarvariant berekend aan de hand van de werkelijke vermogensverdeling. Er gelden afzonderlijke forfaitaire rendementen voor spaargeld, overige bezittingen en schulden. Onlangs heeft Staatssecretaris Van Rij de definitieve forfaitpercentages voor de waarde van bank- en spaartegoeden en schulden voor het jaar 2022 bekend gemaakt. De vastgestelde percentages voor het jaar 2022 zijn als volgt:
- Bank- en spaartegoeden: 0,00% (was 0,01%);
- Schulden: 2,28% (was 2,46%).
Voor de overige bezittingen blijft een forfait van 5,53% gelden voor het jaar 2022.
Aandeel in een onverdeelde boedel
Als een belastingplichtige gerechtigd is tot onverdeelde boedel omdat bijvoorbeeld een erfenis nog niet verdeeld is, dan behoort het aandeel in die onverdeelde boedel gedeeltelijk of geheel tot zijn box 3-vermogen. Er zal dus goed gekeken moeten worden naar de soort bezittingen in die onverdeelde boedel. Zo valt een spaarrekening die tot de boedel behoort in box 3 onder de vermogenscategorie bank- en spaarrekeningen.
Aankopen van vastgoed via een Stak
De staatssecretaris heeft diverse Kamervragen beantwoord over aankopen van vastgoed via een Stichting Administratiekantoor (Stak). Hij bevestigt dat bij het aankopen van nieuw vastgoed via een Stak de uitgegeven certificaten aan de vastgoedbelegger als nettowaarde (waarde minus schuld) worden meegenomen bij overige bezittingen in box 3. Voor eenzelfde vastgoedportefeuille dat buiten een Stak rechtstreeks in box 3 zit, geldt de waarde als overige bezitting met een hoog rendementspercentage, terwijl een eventuele daarmee samenhangende schuld in een andere box 3-categorie valt, met een lager aftrekpercentage. Dit heeft te maken met het feit dat een certificaat een belang vertegenwoordigt van het geheel (bezitting én schuld) en zonder Stak het onroerend goed en de schuld als afzonderlijke vermogensbestanddelen worden aangemerkt.
De conclusie is dat het met eenzelfde vastgoedportefeuille (in zowel bezittingen en schulden) de belastingheffing in box 3 dus fors lager kan uitvallen wanneer het gestructureerd wordt met een Stak. Een Stak is volgens de staatssecretaris echter niet bedoeld voor constructies die alleen gericht zijn op het behalen van een fiscaal voordeel. Het streven is dat belastingplichtigen met eenzelfde vermogenssamenstelling hetzelfde belast moeten worden. Om die reden gaat onderzocht worden of deze Stak-constructie meer voorkomt en hoe deze het beste kan worden bestreden, al dan niet via een wetswijziging.
Box 3 en onderlinge verrekenbedingen tussen partners
Er kunnen tussen partners onderlinge periodieke verrekenbedingen, onderlinge vorderingsrechten en schulden ontstaan in geval van huwelijkse voorwaarden. De staatssecretaris van Financiën ziet dat bij de ene echtgenoot als een vordering en bij de andere echtgenoot als schuld. Door de werking van de afwijkende forfaitaire rendementspercentages voor overige bezittingen en schulden leidt de uitwerking van onderlinge vergoedingsverplichtingen – c.q. schulden tot nadelige gevolgen voor een echtpaar in box 3.
Nieuwe box 3 heffing weer uitgesteld
Het ziet er naar uit dat de invoering van een nieuw stelsel waarbij rekening wordt gehouden met het werkelijk rendement opnieuw zal worden uitgesteld. Staatssecretaris Van Rij heeft aangegeven dat de huidige geplande invoeringsdatum van 1 januari 2026 niet haalbaar is. Staatssecretaris Van Rij denkt dat de nieuwe regeling na een eerder uitstel van een jaar op z’n vroegst per 1 januari 2027 zal worden ingevoerd. Staatssecretaris Van Rij legt uit dat er meer tijd nodig is voor het wetgevingstraject en de uiteindelijke implementatie van de wet. Zolang de nieuwe regeling niet is ingevoerd, blijft de huidige overbruggingsregeling (de forfaitaire spaarvariant) gelden.
Tegemoetkoming
Om tegemoet te komen aan de zorgen over de complexiteit en haalbaarheid van een stelsel op basis van werkelijk rendement zet de staatssecretaris in een Kamerbrief uiteen in hoeverre een verfijning van het forfaitaire stelsel als toekomstig stelsel box 3 als een alternatief zou kunnen dienen voor een stelsel op basis van werkelijk rendement. Een forfaitair stelsel is minder complex en het verfijnen van het bestaande stelsel is volgens de staatssecretaris minder ingrijpend dan het invoeren van een nieuw stelsel.
Het forfaitaire rendement wordt bepaald voor een uiteenlopende opsomming van verschillende vermogensbestanddelen, zoals banktegoeden, inclusief een aandeel VvE-spaargeld en derdenrekening notaris, obligaties, effecten, verhuurde woningen, verhuurde niet-woningen, vorderingen, schulden voor onroerend goed, andere schulden etc. De percentages worden vastgesteld op basis van het gemiddelde nettorendement, dus ook rekening houdend met kosten. Bij vermogenscategorieën met een reële kans op negatieve gemiddelde rendementen in een belastingjaar worden, net als in de huidige situatie, meerjarige forfaits toegepast. Hiervoor geldt een basiseenvoudigere formule: het gemiddelde rendement van de vijf of tien meest recente jaren. Het heffingsvrije vermogen wordt omgezet in een heffingsvrij inkomen.
Heeft u nog vragen?
Neem direct contact op met mr. Annelies Posthumus, Senior Belastingadviseur bij HLB Blömer in Nieuwegein.
Stuur een e-mail of bel +31 (0)30 605 85 11