Stichting Oma's Soep geen ANBI volgens rechtbank
Uit een recent gepubliceerde uitspraak van Rechtbank Noord-Holland, blijkt dat Stichting Oma’s Soep geen Algemeen Nut Beogende Instelling (‘ANBI’) is. Een interessante uitspraak op meerdere aspecten. Zowel van belang voor maatschappelijke initiatieven en goede doelen, als ook voor de bedrijven en donateurs die met hen samenwerken. Vanwege deze aspecten, gaan we op deze rechtspraak graag nader in.
Stichting Oma's Soep
De stichting heeft als doel om de maatschappelijke participatie onder ouderen en de sociale cohesie in buurten te bevorderen. Om dit te realiseren, organiseert de stichting 'kookdagen' waarbij ouderen samen met (jongere) vrijwilligers soepen en maaltijden bereiden en deze vervolgens gezamenlijk nuttigen. Soep die overblijft wordt gratis aan huis bezorgd bij ouderen. In zo'n 11 steden ondersteunt de stichting ook lokale initiatieven (ook stichtingen) onder dezelfde naam, met vergelijkbare doelstelling en activiteiten, een en ander via 'franchise' geborgd in 'samenwerkings- en licentieovereenkomsten'.
ANBI?
Financiering van de stichting vond de eerste jaren plaats door subsidies van (vermogens)fondsen en stichtingen. Naast de stichting bestond ook Oma's Soep B.V., welke onderneming zich statutair had verplicht om jaarlijks ten minste 50% van haar nettowinst te doneren aan de stichting. De stichting is van mening dat zij kwalificeert als Algemeen Nut Beogende Instelling (#ANBI), maar de Belastingdienst bestrijdt dat en verleent geen positieve ANBI-beschikking. De stichting komt daartegen in beroep.
De rechtbank vindt dat de activiteiten van de stichting die bestaan uit het gezamenlijk koken en bezoeken van ouderen met behulp van vrijwilligers, zijn gericht op het bevorderen van welzijn van kwetsbare ouderen. De doelgroep is daarbij naar het oordeel van de rechtbank ook voldoende concreet, afgebakend en niet
te algemeen. Ook het beleidsplan en de strategie was in lijn met ANBI-criteria. Het algemeen belang stond voorop bij de stichting én het bijkomende effect van ontspanning en vermaak staan aan ANBI-rangschikking niet in de weg.
Particuliere belangen?
De rechtbank is echter ook van oordeel dat de activiteiten van de stichting gericht waren op het particuliere belang van de onderneming van Oma's Soep B.V. (en/of haar aandeelhouders). Die laatsten hebben voordeel van de activiteiten van de stichting. Weliswaar doneert deze onderneming in de jaren 2020 tot en met 2023, conform statuten, een gedeelte van haar winst maar de rechtbank meent dat de onderneming ook voordeel heeft in de waardeaangroei van haar merkenrecht en/of marketingvoordelen. Op de etiketten van voor verkoop bestemde soepen van de onderneming, maakt zij immers melding van de activiteiten van de stichting. De stichting heeft van de omvang van die voordelen voor de BV zelf geen berekening of inschatting voorhanden, maar duidelijk is wel dat de BV haar overeenkomsten met de stichting kan opzeggen. De stichting verliest dan haar gratis gebruik van het merkenrecht, en ook wordt dan de jaarlijkse donatie van de BV onzeker.
De rechtbank oordeelt dat de stichting onvoldoende wordt gecompenseerd voor die voordelen bij de donateur c.q. kan niet met zekerheid vaststellen dat de donerende onderneming per saldo geen voordeel had of kon verkrijgen van de activiteiten van de stichting. Daarmee bestaat de mogelijkheid dat de BV en haar aandeelhouders in belangrijke mate worden bevoordeeld door de activiteiten van de stichting. Omdat dit particuliere belang van de onderneming en haar aandeelhouders in zoverre het (in voldoende mate) dienen van het algemeen belang uitsluit, oordeelt de rechtbank dat de Belastingdienst de ANBI-status terecht niet heeft verleend.
Conclusie & aandachtspunten
De stichting houdt zelf in dat geval onvoldoende grip op haar naam/merkenrecht en laat potentiële 'waarde' volgens de rechtbank in te grote mate toevloeien aan het particulier belang om nog voor de ANBI-status in aanmerking te komen. Hieruit zijn zowel voor (beoogde) ANBI's als ook voor het bedrijfsleven lessen te trekken. Nu tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep is ingesteld, leren we daaruit hopelijk ook of Belastingdienst en de rechtbank dit juist zien.
Want in welke mate moet je nu als stichting immers zicht hebben op de (economische) waarde die jouw donateur of bedrijfspartner hecht aan een samenwerking, en in hoeverre moet die bedrijfspartner buiten de samenwerking vooral óók concreet alternatieve (marketing)uitingen en producten bieden? Een extracomptabele benadering van voordelen uit de samenwerking verhoudt zich alvast moeilijk tot de afspraken over jaarlijkse uitkeringen van nettowinst, maar lijkt voor de rechter fiscaal wel relevant.
Met een andere redactie van de afspraken, de statuten of de verdeling van eigendoms- en merkrechten zou de ANBI-status voor dergelijke initiatieven toch niet onmogelijk moeten zijn...?!
Heeft u nog vragen?
Neem direct contact op met mr. Jos van Bavel, Fiscalist | Partner (associate) bij HLB Blömer in Nieuwegein.
Stuur een e-mail of bel +31 (0)30 605 85 11